Onlangs wees het Gerechtshof Den Haag een arrest aangaande geuroverlast door veehouderijen en de vraag in hoeverre dit kan leiden tot een onrechtmatige overheidsdaad. Daarbij bepaalde het hof dat de woonsituatie van twee omwonenden van intensieve veehouderijen extreem slecht en in strijd is met artikel 8 EVRM.
Wat speelde er?
De omwonenden zijn een procedure begonnen tegen de Staat en voeren daarbij aan dat de geuroverlast die de omliggende veehouderijen veroorzaken een ernstige aantasting van hun woongenot en een mogelijke bedreiging van hun gezondheid zijn. Daarbij stellen zij dat de Staat zijn verplichtingen die voortvloeien uit artikel 8 EVRM schendt daar de Staat hun grondrecht op ongestoord woongenot onvoldoende beschermt en hun belangen verwaarloost ten gunste van de economische belangen van de (intensieve) veehouderijen. De vorderingen van de omwonenden hielden in dat de Staat maatregelen moet treffen teneinde geuroverlast alsmede overschrijding van de landelijke en lokale geurnormen te voorkomen.
Extreme geurhinder
Het hof gaat deels in het verhaal van de omwonenden mee, maar is strenger dan de rechtbank. De Staat dient – ondanks zijn ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze van het treffen van maatregelen – naar het oordeel van het hof bij extreme gevallen direct in te grijpen, mede gelet op zijn positieve verplichting van artikel 8 EVRM. De huidige geurnormen in de Wet geurhinder en veehouderij (thans: Omgevingswet en Besluit kwaliteit leefomgeving) bieden onvoldoende bescherming. Bij een geurbelasting van 25 ou/m³ lucht dient de Staat ingevolge artikel 8 EVRM maatregelen te treffen, aldus het hof. Waar de rechtbank een lagere grenswaarde hanteerde, oordeelt het hof dat de geur met een geurbelasting van 25 ou/m³ lucht voor omwonenden een minimum level of severity is bereikt en dat dit een directe impact op de persoonlijke levenssfeer heeft. Zeer extreme gevallen vergen naar het oordeel van het hof snel ingrijpen door de Staat.
Of de Staat moet ingrijpen dient volgens het hof per geval te worden beoordeeld en hangt af van de concrete omstandigheden, waaronder cumulatie en de bestaande rechten van de veehouderijen. Daaraan koppelt het hof de vuistregel dat de voorgrondbelasting maatgevend is indien die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. Bedraagt de achtergrondbelasting echter het dubbele van de voorgrondbelasting, dan is de achtergrondbelasting dominant. In dat geval zou de achtergrondbelasting ertoe kunnen leiden dat sprake is van een onaanvaardbare situatie en dat alsnog het minimum level of severity wordt bereikt.
Oordeel hof
Het hof stelt bij twee van de omwonenden vast dat de geur in hun woonsituatie zodanig extreem slecht is dat in hun situatie niet gewacht had mogen worden met het nemen van concrete maatregelen. Alleen in hun situatie oordeelt het hof dat de Staat hen vanwege het uitblijven van concrete passende maatregelen niet de effectieve bescherming heeft geboden zoals in artikel 8 EVRM vereist. Voor een mogelijke schadevergoeding verwijst het hof de zaak naar de schadestaatprocedure.
Neem contact op voor advies
Heeft u nadere vragen omtrent bovenstaande of andere vastgoed gerelateerde vragen? Neem contact met ons op via vastgoed@jurato.nl. Wij helpen u graag.