Natura 2000-gebied maakt geen deel uit van de woon- en leefomgeving vanwege een afstand van 390 meter zonder zicht: relativiteitsvereiste staat in de weg aan vernietiging van beslissing op bezwaar.

Knowledge

In artikel 8:69a van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit wordt ook wel het relativiteitsvereiste genoemd.

Met andere woorden: er dient verband te bestaan tussen een beroepsgrond die wordt aangevoerd en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. Wanneer de rechtsregel kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van appellant mag de bestuursrechter het besluit niet vernietigen wegens schending van die rechtsregel. Dit volgt ook uit de wetsgeschiedenis van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20).

In de uitspraak van 18 december 2024, met kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:5252, heeft de Afdeling geoordeeld dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een geslaagd beroep op bepalingen uit de Wet natuurbescherming (hierna: ‘Wnb’) door een particulier omdat het Natura 2000-gebied geen deel uitmaakt van zijn woon- en leefomgeving, waardoor de aangevochten beslissing op bezwaar niet vernietigd kon worden.

Wat speelde er?

Een particulier heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: ‘het college’) verzocht om handhavend op te treden tegen de buurman die een melkvee- en varkensbedrijf exploiteert, zonder natuurvergunning. Het bedrijf ligt op ongeveer 290 meter van een Natura 2000-gebied. De particulier woont tegenover het bedrijf. Volgens de particulier zouden de bedrijfsactiviteiten stikstofdepositie veroorzaken op het al zwaar overbelaste Natura 2000-gebied. De emissie door de bedrijfsactiviteiten zou daarom teruggebracht dienen te worden, vandaar het handhavingsverzoek. Het college heeft het handhavingsverzoek afgewezen en bij beslissing op bezwaar van 24 augustus 2020 daarin volhard, omdat er na de aanvulling van de aanvraag voor een natuurvergunning en de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking op die aanvraag concreet zicht op legalisering bestaat. De particulier heeft uiteindelijk beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft zijn beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 augustus 2020 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Bij besluit van 22 juli 2022 heeft het college het bezwaar van de particulier opnieuw ongegrond verklaard, inclusief verbeterde motivering. De zaak komt uiteindelijk bij de Afdeling.

De particulier was belanghebbende bij het handhavingsverzoek omdat hij tegenover het bedrijf woont. Hij is in deze procedure bij de Afdeling opgekomen voor het belang van het behoud van zijn woon- en leefklimaat.

De particulier beriep zich hierbij op de bepalingen uit de Wnb over de beoordeling van projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. De Wnb-bepalingen strekken tot bescherming van het behoud van natuurwaarden in die gebieden. Dat is een algemeen belang waarvoor een particulier in rechte niet kan opkomen. Desalniettemin kunnen de individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Deze situatie doet zich concreet voor als het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van de particulier. In dat geval raakt de aantasting van het gebied ook zijn belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving.

Ook in deze uitspraak lag de vraag voor of het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- en leefomgeving van de particulier. De rechtbank oordeelde – ondanks bestaande twijfel of het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- en leefomgeving van de particulier (beperkt zicht op Natura 2000-gebied en gebruik huiskavel voor weiden en bemesten) – dat de particulier zich wel op de bepalingen van de Wnb kon beroepen en het relativiteitsvereiste niet kon worden tegengeworpen. De Afdeling is echter tot een ander oordeel gekomen.  

Oordeel van de Afdeling

In dit geval was de kortste afstand van de woning van de particulier tot het Natura 2000-gebied 390 meter. Er bestond over die afstand geen zicht vanuit de woning op het Natura 2000-gebied omdat de bedrijfsbebouwing van appellante dat zicht belemmert. Er bestond enkel zicht op het Natura 2000-gebied vanuit één bepaalde hoek uit het raam van de woning of vanaf een hoek van het woonperceel. Dat zicht is beperkt en bovendien over een aanzienlijke afstand. Dat is volgens de Afdeling onvoldoende voor het oordeel dat het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- en leefomgeving van de particulier. Daarom is er in dit geval geen sprake van verwevenheid van het individuele belang van de particulier bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen. Dat de particulier eigenaar is van enkele agrarische percelen die dichterbij het Natura 2000-gebied liggen doet hieraan niet af. In deze procedure richt de particulier zich immers op het behoud van zijn woon- en leefklimaat en niet op het behoud van de agrarische gebruiksmogelijkheden van de percelen die op enige afstand van zijn woonperceel zijn gelegen.

De Afdeling heeft uiteindelijk geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het relativiteitsvereiste niet in de weg staat aan de vernietiging van de beslissing op bezwaar van 24 augustus 2020.

Relevantie voor de praktijk

Interessant aan deze uitspraak is met name hoe de Afdeling heeft geoordeeld of het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- en leefomgeving van de particulier aan de hand van afstand en zicht. Want ondanks dat er toch enig zicht bestond vanuit een bepaalde hoek uit het raam van de woning of vanuit een hoek van het woonperceel op het Natura 2000-gebied betekent dat nog niet dat dit voldoende is om vast te stellen dat het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- een leefomgeving. Sterker nog, de Afdeling oordeelde dat het hier ging om beperkt zicht over een aanzienlijke afstand. Dit was onvoldoende voor het oordeel dat het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de woon- en leefomgeving van de particulier.