De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) heeft zich bij uitspraak van 20 augustus 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:4004) in een handhavingskwestie weer uitgelaten over het vertrouwensbeginsel. In deze zaak speelde onder meer de vraag of de exploitant van een restaurant met een tent op het terras, tegen wie bestuursrechtelijke handhaving werd ingezet, terecht een beroep deed op het vertrouwensbeginsel.
Feitenoverzicht
De exploitant van het restaurant had zonder omgevingsvergunning een tent van ongeveer 19,5 meter bij 11 meter op zijn terras geplaatst. Na klachten over geluidshinder met name afkomstig van de versterkte muziek op het terras heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught (hierna: ‘het college’) bij besluit van 10 juni 2022 twee lasten onder dwangsom opgelegd: één vanwege overschrijding van geluidsnormen en één vanwege het ontbreken van een omgevingsvergunning voor de tent.
De exploitant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 14 februari 2023 heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft de exploitant beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant (hierna: ‘de rechtbank’). Daarbij heeft de exploitant een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft dit beroep bij uitspraak van 4 juli 2024 ongegrond verklaard.
Vervolgens is de exploitant in hoger beroep gegaan bij de Afdeling tegen deze uitspraak. De exploitant heeft in deze procedure nogmaals een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel.
Volgens de exploitant heeft de rechtbank miskent dat de langdurige aanwezigheid van de tent (ongeveer acht maanden) en het uitblijven van opmerkingen door toezichthouders bij controles bij hem het vertrouwen wekten dat handhaving zou uitblijven. Om die reden acht exploitant de opgelegde last onevenredig.
Toetsingskader vertrouwensbeginsel
Zoals de Afdeling in haar eerdere uitspraak van 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678 heeft overwogen, geldt bij handhavingsbesluiten bij de toets aan het evenredigheidsbeginsel de maatstaf van de zogeheten Harderwijk-uitspraak (2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285). Het uitgangspunt dat daarbij geldt is dat het algemeen belang is gediend met handhaving en dat om die reden in de regel tegen een overtreding moet worden opgetreden. Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er sprake van een bijzonder geval waarin toch van handhaving dient te worden afgezien. Een bijzonder geval doet zich bijvoorbeeld voor als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Ook andere specifieke omstandigheden kunnen aanleiding geven om een situatie als bijzonder aan te merken. Daarnaast kunnen ook schendingen van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel redenen zijn om van handhavend optreden af te zien.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel dient aannemelijk gemaakt te worden dat vanuit de zijde van de overheidsinstantie expliciet toezeggingen zijn gedaan, dan wel andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene redelijkerwijs kon én mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid, in dit geval handhaving, zou uitoefenen en zo ja op welke wijze.
Uitspraak: geen gerechtvaardigd vertrouwen
Volgens de Afdeling heeft de exploitant uit het tijdsverloop vanaf het moment dat de tent is geplaatst tot aan het moment dat het voornemen tot oplegging van de last onder dwangsom en in die periode de toezichthouders tijdens de controles geen opmerkingen hadden over de tent, niet kunnen afleiden dat het college geen handhavingsmaatregelen zou nemen.
Gelet daarop is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het college niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld.
Praktijkconclusie
Deze uitspraak bevestigt de bestendige lijn van de Afdeling rondom het vertrouwensbeginsel bij handhaving in het omgevingsrecht. Aan louter passief optreden van de overheid — zelfs bij herhaalde controles — kan men geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat geen handhaving zal plaatsvinden.